Als de coronacrisis ergens de impact van de coronacrisis voelbaar is, dan is het op de arbeidsmarkt. Ondanks al die tegenslagen, proberen ondernemers, werkgevers en werknemers er het beste van te maken. Of je nou werkt in de horeca, het bedrijfsleven of de bouw – Werken moet lonen. Veertig jaar bij de baas was ooit heel erg normaal.
Momenteel is dat steeds minder het geval: we wisselen zelf vaker van werkgever en gaan op zoek naar een andere uitdaging. Daarbij is in de afgelopen tijd de arbeidsmarkt steeds flexibeler geworden. Een vast contract is niet meer vanzelfsprekend. Die flexibele arbeidsmarkt en marktwerking heeft de economie veel groei opgeleverd.
Maar het is te ver doorgeschoten; de balans is zoek. Mensen die van traineeship in traineeship rollen, of van tijdelijk contract naar tijdelijk contract gaan. Dat maakt het moeilijk om een toekomst op te bouwen. Lastig om bijvoorbeeld een eigen huis te kopen, een gezin te onderhouden. Het zijn vaak jongeren die hiervan de dupe zijn. Na soms wel zes stages is een vaste baan nog steeds niet haalbaar. De problemen van voor de coronacrisis zijn niet opgelost. Er zijn alleen maar problemen bijgekomen.
De problemen van voor de coronacrisis zijn niet opgelost. Er zijn er enkel bijgekomen. Ik zie het als de opdracht van de politiek om mensen perspectief te schetsen voor Nederland ná corona. Perspectief voor een arbeidsmarkt waar we mensen bieden wat ze nodig hebben. Wat ze willen. Minder flex, meer vaste banen. Een arbeidsmarkt waarbij we jongeren geen valse, maar een vliegende start geven.